Geschiedenis van ons complotdenken
Complottheorieën oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de mens. Ze geven je het gevoel dat je weet hoe het echt zit, dat je de ‘echte waarheid’ hebt gevonden. Historicus Tymen Peverelli weet zelf nog precies hoe het was toen hij voor het eerst bewust in aanraking kwam met een complottheorie. Via YouTube kwam hij de documentaire Zeitgeist tegen, die op aangrijpende wijze vertelt dat de 9/11-aanslagen doorgestoken kaart zouden zijn en onderdeel van een wereldwijd complot. Peverelli nam het niet voor waar aan, maar de charismatische manier van vertellen, gecombineerd met de dramatische muziek, sleurde hem wel degelijk mee in het verhaal. Zo gaat het met complottheorieën al eeuwenlang, en dat laat hij ons in zijn lezing ‘Wortels van ons complotdenken’ op 25 mei zien.
Complottheorieën, visies die een of meer gebeurtenissen verklaren door een samenzwering, zijn veel wijder verspreid dan we soms denken. De term is opgekomen in het midden van de twintigste eeuw, maar de theorieën zelf zijn van alle tijden – de moord op Julius Caesar, de heksenvervolgingen in de Middeleeuwen, de hugenotenvervolging in het zestiende-eeuwse Frankrijk en nog veel meer historische gebeurtenissen zijn terug te voeren op complottheorieën. Het moderne complotdenken is echter vooral te herleiden naar theorieën uit de achttiende en negentiende eeuw, waar Peverelli het vanavond over zal hebben. Vele verhaalelementen die toen de kop op staken, zijn nog steeds met ons.
Bekende motieven en hun oorsprong
Als eerste voorbeeld noemt Peverelli het motief van de kwade genius, iemand die achter de schermen de touwtjes in handen heeft en de gedachten van anderen wil controleren. Eén van de bekendste voorbeelden, die ook de basis is voor veel slechteriken in romans en films, is graaf Alessandro Cagliostro. Hij verwierf beroemdheid in heel Europa met séances waarin hij geesten opriep. Toen hij in het Franse Strasbourg bevriend raakte met kardinaal Rohan, raakte hij verwikkeld in één van de grootste schandalen van de achttiende eeuw. De kardinaal kreeg namelijk liefdesbrieven die zogenaamd van Marie Antoinette zouden zijn, waarin zij hem vroeg om een kostbare diamanten halsketting voor haar te kopen. De afzender bleek een actrice en de dieven waren er snel vandoor. Cagliostro werd ervan beschuldigd de misleiding te hebben georkestreerd. Ook al werd hij uiteindelijk vrijgesproken, toch is hij de reputatie van oplichter en charlatan nooit meer kwijtgeraakt. Cagliostro-achtige figuren komen nog altijd voor in vele romans die gaan om samenzweringen en complotten; als er een charlatan in mystieke kamers de leiding heeft over de verspreiding van duistere ideeën, is deze meestal gebaseerd op hem. Een voorbeeld is het boek De Geestesziener van de beroemde Duitse schrijver Friedrich Schiller; hierin komt onder andere een Siciliaanse magiër voor, die direct op Cagliostro gebaseerd is.
Het tweede motief dat nog altijd zeer veel voorkomt, is de angst voor geheime genootschappen en samenzweringen. Samenzweringstheorieën zijn door de hele geschiedenis een politiek wapen geweest, en bij vele gebeurtenissen die de wereld op zijn kop zetten, vermoedde men dat er een geheim genootschap aan te pas was gekomen. Tijdens de Franse Revolutie dachten bijvoorbeeld veel conservatieven, die verreweg het zwaarst getroffen werden, dat er een complot moest zijn om hun macht en positie af te nemen. Een bekende verspreider en voorstander van deze theorie was de schrijver en priester Augustin Barruel. Hij publiceerde geschriften waarin hij uitlegde dat de Jacobijnen, die een centrale rol speelden in de Franse Revolutie, samengewerkt moesten hebben met vrijmetselaars, om precies te zijn de Illuminati. Deze heeft echt bestaan als herenclub van filosofen en wetenschappers in Duitsland, die de wereld wilde verlichten en vrijmaken van autoritaire structuren. In de jaren 1780 werd deze beweging echter verboden, omdat deze als maatschappelijk gevaarlijk werd gezien. De Illuminati verdwenen, maar velen beweerden dat de Illuminati ondergronds bleven voortbestaan en een wereldrevolutie aan het voorbereiden waren. Ze zouden samenspannen in een “netwerk van linksliberale atheïsten en Republikeinen om Franse koning omver te werpen.” De ideeën van Barruel gaven een fundament aan de angst voor politieke verandering. Ook in Nederland kreeg de revolutiefobie voet aan de grond, zoals bleek tijdens de afscheiding van België in 1830, die in Nederland grote weerstand opriep. Een bekende Nederlandse schrijver schreef dat er “in Frankrijk en België een onzichtbaar complot” bestond, dat gezanten zou zenden om de bevolking tegen haar overheden op te zetten. De Belgische afscheiding en Franse Revolutie zouden dus helemaal niet ontstaan zijn vanuit de wil van het volk, maar georkestreerd zijn.
Een volgend berucht motief uit complottheorieën is het antisemitisme. In de negentiende eeuw groeide het antisemitisme, dat al eeuwenlang bestond, aanzienlijk. Er stak een nieuwe theorie de kop op: de vrijmetselaars, die de Franse Revolutie zouden hebben georkestreerd, zouden hebben samengewerkt met de Joodse bevolking, die belust zou zijn op wereldoverheersing. Peverelli legt uit dat antisemitisme vaak is gebruikt als politiek wapen. Toen Napoleon bijvoorbeeld aan de macht kwam en overal de Joodse bevolking meer rechten gaf, zorgde dit voor veel weerstand bij de zittende machten. Door het verspreiden van antisemitische complottheorieën probeerden zij te voorkomen dat Napoleon al te nauwe banden aanknoopte met de Joodse gemeenschap. De zogenaamde alliantie tussen vrijmetselaars, de Illuminati en de Joden kwam voortdurend terug in het negentiende-eeuwse complotdenken.
Als laatste noemt Peverelli de angst voor satanisme en occultisme. In de 19e eeuw was de angst voor satanisme een reden om allerlei politieke bewegingen in een kwaad daglicht te stellen, wanneer dat de kerk goed uitkwam. Hierin spelen de geschriften van schrijver en journalist Léo Taxil een centrale rol. Taxil publiceerde onder andere geschriften waarin hij vrijmetselarij blootlegde als wereldwijde satanistische samenzwering. Vele andere religies en ideologieën zoals het protestantisme, het liberalisme, het socialisme, het boeddhisme en meer hadden volgens hem elementen van duivelsaanbidding. Taxil schreef over de zogenaamde geheime satanistische orde Palladium en voerde ene Diana Vaughan op als voormalig lid van deze beweging, die vertelde over de satanistische praktijken van de beweging waaruit zij inmiddels was uitgetreden. Taxils geschriften sloegen in als een bom en veel schrijvers gingen hiermee aan de haal. Uiteindelijk vertelde Taxil in een conferentie in Parijs dat hij iedereen twaalf jaar voor de gek had gehouden met “de meest fantastische grap aller tijden”. Diana Vaughan was een Amerikaanse typiste, die enkel haar naam had uitgeleend. De Taxil hoax, zoals deze inmiddels bekend staat, was één van de eerste voorbeelden waarin complottheorieën belachelijk werden gemaakt met satire en overdrijving. Het kwaad was echter al geschied; de ideeën bleven direct en indirect invloed uitoefenen.
Het oercomplot
Vele complottheorieën zijn gebaseerd op motieven uit verhalen en films, ideeën van kunstenaars, schrijvers of andere artistiekelingen. De grens tussen feit en fictie wordt bij complottheorieën vervaagd, en in het werk van Taxil blijkt maar al te duidelijk hoe fictie sporen nalaat in de werkelijkheid. Om verder uit te leggen hoe al deze elementen met elkaar tot een giftige cocktail kunnen worden, neemt Peverelli ons mee door wat hij het “oercomplot” noemt. Dit begint met het boek Machiavel et Montesquieu uit 1864, waarin de Franse filosoof Montesquieu als personage wordt opgevoerd en in de hel in gesprek raakt met ene Machiavelli. Deze op macht beluste, opportunistische figuur is gecreëerd als parodie op de Franse keizer. Vier jaar later publiceerde de Britse Sir John Ratcliffe de roman Biarritz, waarin duidelijk de invloed van zowel Machiavelli als Cagliostro te zien was, echter met een nieuwe antisemitische invulling. Een bekend fragment, waarin enkele rabbijnen op een Joodse begraafplaats samenzweren, werd daarna als terugkerend motief gebruikt in steeds giftiger wordende antisemitische literatuur. Dat het om een fictief werk ging, maakte al niet meer uit; de Joden werden in verband gebracht met occultisme. Deze twee werken zouden op hun beurt weer gebruikt zijn als inspiratie voor het Russische pamflet Protocollen van de Wijzen van Sion. Dit fictieve verslag, in 1905 gepubliceerd door waarschijnlijk een agent van de Russische geheime dienst, beschrijft een vergadering van Joodse leiders, die bijeen zouden zijn gekomen om de “christelijke maatschappij” omver te werpen. Ook dit werk is waarschijnlijk expres verspreid om antisemitisme te zaaien; de Russisch-orthodoxe kerk en Russische conservatieven maakten hier maar al te graag gebruik van. Toen in datzelfde jaar de Russische Revolutie plaatsvond, namen vluchtende edellieden het pamflet mee naar de landen waar zij terechtkwamen. Zo werd het document razendsnel vertaald in allerlei talen, onder andere door de Amerikaanse industriëel Ford. Dit werk werd een wapen in de handen van conservatieven; de jonge Churchill schreef ook over antisemitisme en trok op basis van de protocollen de conclusie dat deze beweging terug moest gaan tot de Illuminati. Een internationale samenzwering was hiermee bewezen! Opnieuw maakte het niet uit dat het werk fictief en geplagiëerd was, het effect sloeg alsnog in als een bom. Deze Protocollen zijn tot op heden gebruikt als basis voor extreemrechts en antisemitisch gedachtegoed, bijvoorbeeld toen er in 1922 een aanslag werd gepleegd op de Duitse minister Walter Ratenauer, omdat hij ervan verdacht werd deel uit te maken van dit complot. De Britse schrijver en complotdenker David Icke maakt heden ten dage nog altijd gebruik van deze theorie; volgens hem zijn de protocollen waar, maar zouden het reptielen zijn die de wereld willen overheersen.
Zoals Peverelli in duizelingwekkende sneltreinvaart heeft geïllustreerd, zijn vele moderne complottheorieën oude verhalen in een nieuwe verpakking. Wel is er steeds meer een stigma op complotdenkers komen te liggen. Enerzijds wordt er veel aandacht aan besteed in media en politiek, anderzijds verdwijnen veel complotdenkers naar uithoeken en de randen van de samenleving, omdat zij voor hun gevoel in de reguliere maatschappij niet serieus worden genomen. Wanneer complottheorieën bepaalde groeperingen aanduiden als bron van al het kwaad, worden deze theorieën ronduit gevaarlijk, zoals al herhaaldelijk in de geschiedenis gebleken is. Soms blijkt daaruit, volgens Peverelli, de werkelijkheid net zo’n thriller te worden als de verhalen ons hebben doen geloven.
Wil je deze lezing terugkijken? Dat kan op de pagina 'Wortels van ons complotdenken'.