Moderne aardappeleters?
Westerse mensen hebben steeds meer te besteden. Het gevolg is dat ze anders zijn gaan eten en drinken: meer vlees, zuivelproducten, koffie, wijn en bier. Juist die producten leggen een groot beslag op natuurlijke hulpbronnen als land, zoet water en fossiele brandstoffen.
Wanneer ontwikkelingslanden deze niet-duurzame eetpatronen overnemen, neemt de druk op de schaarse natuurlijke hulpbronnen toe. Daarom moeten we duurzamer leren consumeren, bijvoorbeeld aardappelen eten in plaats van rijst, zodat er genoeg overblijft voor de hele wereldbevolking.
Mensen hebben voedsel nodig om gezond te blijven en om niet van honger dood te gaan. Voor de productie, het transport, de verwerking en het bewaren van dit voedsel zijn natuurlijke hulpbronnen nodig. Die worden nu al fors belast. Wereldwijd is 40 procent van het landoppervlak en 70 procent van het menselijke zoet watergebruik bestemd voor de productie van voedsel. In westerse landen gaat 20 procent van het totale energieverbruik op aan energie voor voedsel.
Consumptiepatronen - de grootte van een bevolking in combinatie met de soorten en hoeveelheden levensmiddelen per persoon - bepalen de hoeveelheid voedsel die in een land nodig is. Deze patronen verschillen per land en veranderen in de tijd. Met name de verschillen tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde, westerse landen zijn groot. Maar ontwikkelingslanden als India en China nemen de rijke westerse consumptiepatronen over, met als gevolg een forse stijging van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Het is van belang de relatie tussen de consumptie van voedsel en het gebruik van deze hulpbronnen goed in kaart te brengen. Hoe meet je de duurzaamheid van voedselproductiesystemen? En hoe kun je voedselconsumptiepatronen duurzamer maken? Winnie Gerbens-Leenes geeft in haar onderzoek aan hoe bestaande voedselconsumptiepatronen, in zowel de westerse wereld als in ontwikkelingslanden, duurzamer kunnen worden. De ontwikkelde methode is allereerst gericht op bedrijven die duurzaam willen produceren, maar ook gewone consumenten kunnen er hun voordeel mee doen.
Winnie Gerbens-Leenes studeerde milieuwetenschappen aan de Open Universiteit Nederland. Na het voltooien van deze studie in 1999 kwam zij in dienst van de IVEM, het Centrum voor Energie en Milieukunde van de Rijksuniversiteit Groningen. In de periode 1999- 2000, schreef zij het ‘Groene Kookboek’, een vertaling van wetenschappelijke kennis in praktische informatie voor huishoudens. Van 2000 tot 2006, werkte zij bij de IVEM aan haar promotieonderzoek ‘Natuurlijke hulpbronnen voor voedsel: land, water en energie in productie- en consumptiesystemen’. Zij heeft bijna al haar werk gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften.